Dát wordt een hele grote!
Gek toch, dat een mooie belofte vaak meer waarde krijgt toebedeeld dan bewezen kwaliteit. Ik hoor veel om me heen dat ervaren musici volop terrein verliezen aan jong talent. Is de nieuwe lichting dan beter? Nee, natuurlijk niet, ze zijn goedkoper. En dat telt voor de producent. Zij verkopen een belofte, een klinkend marketingverhaal, waar de consument vervolgens massaal voor gaat. Zeker als dat bevestigd wordt door herhaalde zichtbaarheid bij Bekkand, Witteman, Tan of Van Nieuwkerk. “Wauw, wat een talent… Dat wordt een grote!”
Mea culpa. Meer dan dertig jaar heb ik –naast mijn dirigentschap- meegedraaid in de mallemolen van de marketing. Alles draait daarbij om de juiste balans tussen het uitvergroten van idealen en het stilzwijgen van zwaktes. Als je dat maar vaak genoeg herhaalt, dan wordt dat vanzelf waar. Daarom betalen we massaal veel geld voor dat flesje water, terwijl we dat gewoon uit de kraan kunnen tappen. Zolang we blijven denken dat water uit een plastic fles lekkerder en gezonder is, betalen we er graag duizend keer zoveel voor…
Mijn marketing-carrière begon bij een zomeracademie voor internationaal toptalent. Zes weken lang haalden we wereldberoemde muziekpedagogen naar Bergen (NH) om masterclasses aan internationaal muziektalent te geven. In meer dan 70 concerten kon je horen wat ze geleerd hadden. Geen gevestigde namen, louter studenten.
Ruim 10.000 concertkaartjes met onbekend talent: dat schreeuwde om een list. Toen is de idee van belofte-verkoop ontstaan: “Beleef nu de topmusici van morgen,” riepen we luid en duidelijk. Ideaal, want de kostprijs was laag: de musici betaalden immers om te spelen. En met succes: in de zomerse komkommertijd een gemiddelde zaalbezetting van ruim 80%. Het publiek smulde.
De kracht van de belofte vult steeds vaker podiumplaatsen met jong talent. Student-solisten die voor een appel en een ei hun artisticiteit in wording vertolken. Maar zodra ze afgestudeerd zijn en als professional een inkomen moeten genereren, wordt de muzikale stilte oorverdovend, tenzij ze steun van de grote media krijgen of bereid zijn om ver onder de marktprijs op te treden.
Producenten beginnen nu ook het goedkope amateurkoor te ontdekken, ik schreef er in een eerdere blog al over. De voordeliger onvolmaaktheid was onlangs weer bij Octavia in het Holland Festival te horen. De NRC was duidelijk over het bromkoor. Onder het mom van participatie gestimuleerd door overheidsfondsen, terwijl de steun aan professionele koren systematisch afgebroken wordt. Wie kan mij vertellen wat de gedachte hierachter is?
Waarom verkiezen we steeds vaker een onervaren belofte boven gerijpte kwaliteit? De macht van de marketing reikt ver. Zeker in een sector waarin financiële middelen altijd een primaire uitdaging zijn, is de verpakking belangrijker geworden dan de inhoud zelf.
Maar moeten we talent dan uitsluiten? Natuurlijk niet, ook zij moeten groeien door ervaring. Maar uitbuiten als goedkoop podium-alternatief voor professionals met ervaring is een ander verhaal. Welke toekomst hebben we jong talent anders te bieden?
Ik ben er van overtuigd dat we de kunstensector gezond kunnen krijgen door plezier, talent en professionalisme weer in balans te brengen en ieder in zijn eigen waarde te laten. Het is tijd om de werkelijke waarde van onze ervaren helden in ere te herstellen, in plaats van te bagatelliseren door amateurs en beginnend talent op gelijkwaardig niveau positioneren. Of zijn we al zover heen dat we het verschil niet meer horen?
Vanuit GO! Opera hebben we er bewust voor gekozen om onze projectkoren met ervaren amateurskoorzangers samen te laten zingen met solisten met minimaal twintig jaar podiumervaring. Zangers die het projectkoor vleugels geven vanuit de ervaring die ze zelf hebben.
Deze blog is gepubliceerd als column in ZINGmagazine